Deze zonnige donderdag in oktober ben ik op pad met mijn oudste
kleindochter. Ze is nog geen drie. We gaan op bezoek bij mijn
vader. Om de spits te vermijden, ga ik kort na half tien op
weg. Tot we de autoweg op kunnen, is het een kilometer of twee
en waar we er vanaf moeten, zal het nog twee of drie kilometer
zijn. We hebben zo'n 115 kilometer autoweg te gaan, waarvan
slechts zes met een snelheidsbeperking van 100 kilometer per
uur, alles buiten de randstad.
Tot driemaal toe belanden we op onze heenreis in een file, de
langste vlak voor onze plaats van bestemming. Van mensen die
veel op de weg zitten, heb ik wel eens gehoord dat vanwege
werkzaamheden en dergelijke de kans op files buiten de spits
groter is dan erin. Vandaag zal blijken dat wij voor zowel de
heen- als de terugreis, die we om half vier aanvangen, vanwege
files twee volle uren reistijd nodig hebben en dat we dus zowel
in als buiten de spits een gemiddelde kunnen halen van 60
kilometer per uur.
Met een vertraging van drie kwartier vergeleken met reizen in
het weekend zijn we zo om half twaalf op de koffie. Mijn vader
heeft al op de uitkijk gestaan, zo blijkt. Vierentachtig is-ie
nu. Gelukkig redt hij zich prima op zichzelf, ook na het
overlijden van mijn moeder, ruim twee jaar geleden.
Hij vertelt het verhaal van een doodzieke neef, waar onlangs
's avonds geen huisarts bij wilde komen. Uiteindelijk,
uren later, heeft zijn zuster 112 gebeld en is haar kleinzoon,
een kerel van een jaar of twintig, naar het ziekenhuis
gebracht, waar geconcludeerd werd dat hij erg ziek was en
gevraagd werd waarom hij niet eerder was gekomen. Hij had elf
opnamedagen nodig om er weer wat bovenop te komen. Ik begrijp
wel waarom mijn vader met het verhaal komt. Mijn moeder raakte
na een val langzaam in een coma waaruit ze niet meer zou
ontwaken en de dienstdoende huisarts meende ook hier dat het
niet ernstig genoeg was om langs te komen, zodat medische hulp
een heel weekend, tot het definitief te laat was, uitbleef. Dat
zit hem nog altijd dwars. 'In de avond of het weekend
hoef je hier helemaal niet meer te proberen', zegt hij. 'Als je
ziek wordt, doe dat alsjeblieft overdags!'
De sfeer is goed. Mijn kleindochter vermaakt zich met een doos
oud, maar voor haar nieuw speelgoed. De koffie smaakt prima.
'Ik vraag me wel eens af', zegt-ie dan, 'hoe mama het daar nu
heeft, in de hemel.'
'Ik denk dat ze ons wel zien kan', zeg ik, 'dat ze wel op de
hoogte is.'
'Ik weet niet', zegt hij, 'als dat zo is, ziet ze ook welk
verdriet er hier allemaal is en dan zou ze niet blij kunnen
zijn. Als ze al het verdriet zien kan, zal dat alleen al haar
ook verdrietig maken.'
'Misschien ziet ze dan ook wel waar dat verdriet goed voor is',
zeg ik, 'en dan zou het gevoel wellicht anders zijn.'
Dan komt hij met een bijbeltekst. Ik weet niet meer welke. Maar
de ondertoon van twijfel blijft, dat wel. Ik voel wel hoe graag
hij momenten als deze met zijn vrouw had willen
delen ...
Zoals wel vaker als hij bezoek heeft, wil hij iets te eten bij
de Chinees halen. Vaak zegt hij dan: 'Haal maar wat je lekker
vindt.' Vandaag is het anders. 'Toen mama er nog was, haalde ik
vaak een portie nasi en een portie saté. Daar konden we
samen goed van eten. Dat wilde ik nog eens halen ...'
Gedrieën wandelen we de route naar de Chinees.
'De Chinees is duur geworden', merkt hij aan tafel op. 'Twee
jaar geleden betaalde ik hier zesenhalve gulden voor en nu is
het vijftien cent meer dan zesenhalve euro!' Ik val hem maar
niet lastig met mijn vrees dat we met z'n allen gemanipuleerd
worden met onjuiste inflatiecijfers.
's Middags halen we gedrieën boerenkool uit zijn tuin
en in de vriezer heeft hij nog echte slagersworsten, die we
erbij meekrijgen. Mijn vader deelt graag!
Dan gaan we naar het bos, vlakbij. Het is een oud bos en het is
er prachtig. 'Ik zal je de parkeerplek wel wijzen', zegt hij en
ik begrijp dat we een route zullen gaan die hij in hun laatste
jaar samen ook met mijn moeder vaak ging. Bijzonder is dat, nu
pas kennis te nemen van dat voor hem zo belangrijke stuk
herinnering. Tussen het kleurend groen door staan we te kijken
naar een hert dat graast op een verscholen stuk grasland. Als
we tussen de struiken iets naar voren komen, vlucht het dier
het bos in.
Voor mijn kleindochter is de terugreis niet zwaar, daarvoor
heeft ze geen energie meer. Ze is heerlijk uitgerust als ik
haar thuis aflever. Ik vertel over mijn vader en hoe hij in
zijn gedachten bezig is met mijn moeder en mijn dochter zegt:
'Soms zie je dat ze er, als ze er zo mee bezig zijn, zomaar
achteraan gaan ...' Dan voel ik mijn eigen tranen komen,
tranen van ontroering door zijn warme en ongecompliceerde
liefde, die kennelijk reikt tot ver over de doodsgrens heen.
Gert Hardeman
Familieverh. --- Home