Ik tref de jonge vrouw, ik schat begin dertig, op mijn
zwerftocht langs de plaatselijke beek. Ze ligt in de schaduw,
in haar eentje, midden in de vrije natuur. Ze ligt op een
baddoek en er staat een soort picknickmand naast haar. Ze heeft
me niet gehoord. Ik sta stil en kijk. Even vraag ik me af of er
iets niet in orde is, maar haar kleur is goed en ik zie haar
rustige ademhaling. Ze slaapt. Het meest nabije huis is hier
een paar honderd meter verwijderd en geheel uit zicht. Ik weet
wel dat hier op dit uur van de week nauwelijks iemand
langskomt, maar ik voel me niet gerust. Ik heb geen baddoek bij
me, maar de bodem is droog. Op een tiental meters afstand vlei
ook ik me neer in het hoge gras.
Ik moet snel ingeslapen zijn. Als ik wakker word, is het
ongeveer een uur later. Ik voel me wat verdwaasd en ik heb
dorst. Ik kijk naar mijn fiets die ik niet op slot heb gezet
omdat ik niet verwachtte in te zullen slapen. Dan realiseer ik
me dat ik hier lig vanwege een vrouw alleen. Ik kom overeind om
te zien of ze er nog is en ik zie haar schrikken. Ook zij zit
nu overeind, aan de waterkant, en gezien haar schrik heeft ze
mij nog niet eerder opgemerkt.
'Ik sliep', verontschuldig ik me.
'Ik had u niet gezien', zegt ze.
'Ik liet u schrikken', reageer ik.
'Ik wist niet dat hier iemand was', antwoordt ze.
Dan nodigt ze me uit om wat van haar te drinken. Zo komen we in
gesprek. Verpleegster is ze en ze heeft vanmorgen gewerkt. De
voorbije nacht heeft ze weinig geslapen door lawaai van het in
de zomer wekelijks terugkerende winkeliersfeest in haar
woonplaats.
'Uitgevonden voor de commercie', zegt ze. 'Een ramp is het!
Niet dat ik de mensen niets gun, maar als het tijd om te slapen
wordt, gaan ze te veel drinken en worden ze steeds
luidruchtiger. Dat ik om vijf uur op moet staan, telt niet en
natuurlijk ben ik ook niet de enige die gehinderd wordt. De
politie doet er de laatste jaren al helemaal niets meer aan en
bellen heeft dus geen zin. Beschonken mensen op hun gedrag
aanspreken loont al evenmin. Dus ik probeerde vanmiddag in de
tuin wat slaap in te halen, want morgen is het weer om vijf uur
dag. Maar de buurkinderen waren thuis en de ouders zijn
onmachtige opvoeders die zich in het geheel niet schamen dat
aan iedereen te demonstreren. Als de kinderen lang genoeg
zeuren krijgen ze altijd alsnog hun zin, dus zeuren ze! Die
kinderen, een jongen en een meisje, zijn gilkinderen. Ze hebben
voortdurend bevestiging van hun ouders nodig - liever
negatieve bevestiging dan geen bevestiging - dus lokken ze
de ouders voortdurend uit hen te corrigeren en te commanderen.
Dan weet ik het al wel: maar even nog en dan springt vader uit
zijn vel en valt enorm luidruchtig uit of begint te slaan en
vervolgens hebben vader en moeder ruzie. Zo gaat dat altijd.
Enfin, ik merkte al gauw dat van slapen niets zou komen, dus
ben ik een eind gaan fietsen. Lekker dat ik zo geslapen
heb! Ik was al bang dat de andere buren vanavond weer tot diep
in de nacht zouden zitten lachen, vlak onder mijn
slaapkamerraam en dat ik me dus morgen maar weer ziek zou
moeten melden, maar zo kan ik er gelukkig weer even
tegen ...' Ze lacht wat verlegen. 'Waarom vertel ik u dit
allemaal?', vraagt ze zich dan hardop af. 'Eigenlijk ben ik
helemaal niet zo vertellerig.'
Ik vertel haar dat ik ook nogal gevoelig ben voor dit soort
geluidshinder en dat ik dezelfde negatieve ervaring heb met de
politie. Dat me gewoon gezegd werd dat mijn vraag voor hen geen
prioriteit had en dat ze er dus niets mee zouden doen.
'Meneer', zegt ze, 'wat je je tegenwoordig moet laten
welgevallen is onbestaanbaar. Ik begrijp de wereld niet meer.
Mijn buurman is WAO-er, maar heeft hij daarom het recht mij
's nachts uit de slaap te houden? Bovendien niet alleen
mij, daar ben ik wel van overtuigd. De meeste mensen zijn
afgestompt en doen hun mond allang niet meer open. Ikzelf de
laatste tijd ook niet meer. Je krijgt er gewoon een naam door
in de buurt als je steeds om je rust komt vragen. Maar als je
als één van de weinige uitzonderingen nou gewoon
niet van lawaai houdt? Als je dinsdagsmorgens, als je vrij bent,
expres al het huis ontvlucht vanwege de plantsoenwerkers die
met gewelddadig lawaaiige machines de buurt onrustig komen
maken? Ja, zelf zetten ze gehoorbeschermers op, maar voor mij
hebben ze er geen! En als je gek wordt als je buurman weer eens
urenlang bezig gaat met zijn motorzaag om hout voor zijn open
haard te zagen? Ik heb hem een paar keer aangesproken, maar wat
kunnen lawaaimensen zeldzaam onnozel kijken, zo schaapachtig
dat ik me afvraag of ikzelf misschien de enige ben die gek is.
Of dan die dagenlang schetterende radio van de door een andere
buurman ingehuurde schilder. Iedereen is verplicht dan
mee te genieten. Meneer ... het zal we aan mij liggen,
maar soms wenste ik dat ik doof was! Ik zie altijd tegen de
zomer op, alleen vanwege al die herrie en ik ben blij als het
regent en de mensen in huis blijven. Maar dan nog: mijn buurman
WAO-er is nog jong en zijn housemuziek komt dwars door de muren
heen. Dan kan ik ook wel inpakken ... Meneer, ik heb
bezoek gehad en die zeiden, toen de buurman een uurtje zo bezig
was: 'Heb je zin om met ons mee te gaan; wij kunnen er niet
meer tegen.' Ik ben met ze meegegaan en ik durf bijna niemand
meer uit te nodigen. Dan kun je wel verhuizen, maar volgens mij
is het tegenwoordig overal hetzelfde. De mensen willen lawaai.
Ze worden bang als het stil is en dus bedenken ze wel wat. Ik
heb nog zo'n gewone handgrasmaaier. Dat maakt niet veel lawaai
en het werkt mooi vlot. Ik zou ook niet anders willen.
Maar al mijn buren hebben van die zoemmachines en ze doen er
vijf keer zo lang over als ik en daarna gaan ze in de weer met
zo'n kantensnijder aan een steel die helemaal een hels kabaal
maakt. Allemaal hebben ze die apparaten en allemaal doen ze er
sinds ze die hebben vijf keer zo lang over! De WAO'er heeft ook
nog een bladblazer die hij voor van alles en nog wat gebruikt,
volslagen zinloos, zo te zien alleen om het lawaai en misschien
om de benzinelucht. Net als de gemeentewerkers, die de helft
van het jaar geregeld het blad van de straat een halve meter de
berm in komen blazen, waarna de wind het weer de straat op
blaast. Nee meneer, als het om lawaai gaat, ben ik zeer
pessimistisch. Het komt niet meer goed! Kent u die
reclamevliegtuigjes die je lastig komen vallen als je net even
rust hebt in je tuin? Die komen niet één keer
over, die komen minstens tien keer terug! Kent u dat, als er
bij de buren een feestje is, liefst met barbecue, waardoor
buren niet meer in de tuin kunnen zijn en als een haas hun
ramen moeten sluiten? Ze melden je van tevoren dat er een
feestje is en ze bedoelen dat je maar beter kunt maken dat je
niet thuis bent. Nou, ik ben nu zover dat ik gewoon gehoor geef
aan dat verzoek. Maar dacht u dat ze om elf uur 's avonds
stoppen? Als ik wil slapen, begint het voor hen pas! Meneer,
als zoiets voor mij betaalbaar zou zijn, dan nam ik een hutje
op de hei!'
'Bent u alleen?', vraag ik.
Ze bevestigt, vertelt dat ze een paar keer niet de goede mannen
getroffen heeft en dat haar negatieve ervaringen haar op een
bepaald moment hebben doen kiezen voor alleen blijven. 'Ik zou
ook geen kinderen in deze wereld willen zetten', zegt ze. 'Ik
wil niemand die rotzooi aandoen! Ik probeer wat voor anderen te
zijn en daar heb ik plezier aan, maar verder ...'
Plotseling staat ze op en raapt haar spullen bij elkaar.
'Misschien kan ik nog even in de tuin zijn', zegt ze.
P. Assant
Pagina laatst bijgewerkt 21 juli 2003.